Terugblik Ketenkennisdialoog Feed4Foodmerken op 29 juni 2022
1 juli 2022 – Op 29 juni vond in Veghel de eerste Ketenkennisdialoog van het Marktprogramma Verduurzaming Dierlijke Producten (VDP) plaats in Veghel. Centraal stond de impact van de keuze in herkomst en samenstelling van diervoerders op de claims van duurzamere foodconcepten.
Drie marktpartijen hebben samen met GMP+ International een nieuw certificeringsschema ontwikkeld. Hierin is de belangrijkste maatregel de Europese herkomst van diervoederingrediënten. De drie partijen zijn: de Dierenbescherming met haar ‘Beter Leven’-keurmerk, Albert Heijn en zuivelonderneming Royal A-ware met hun ‘Beter voor Koe, Natuur en Boer’-programma en De Natuurweide, vereniging voor biologische melkveehouders in Nederland, met het programma Aanvullende Normen. Onder leiding van dagvoorzitter Marijn Frank kwam aan de orde hoe deze ontwikkeling past in de verduurzaming van de voedselketen van boer tot bord, hoe haalbaar en betaalbaar deze is en welke stappen nodig zijn.
Monitor van Nevedi
De gedachte achter diervoeder met ingrediënten van Europese oorsprong is kringlooplandbouw, besparing van transportkilometers en meer transparantie in de herkomst ervan, wat leidt tot een duurzamer product voor de consument. De Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (Nevedi) heeft zich gecommitteerd aan Duurzaam Diervoeder 2030, met daarin aspecten als het vergroten van het aandeel:
uit Europa afkomstige eiwitrijke grondstoffen;
grondstoffen ongeschikt voor humane consumptie;
bij- en restproducten;
en tegelijk het verlagen van
de milieuvoetafdruk in het algemeen
en de carbon footprint in het bijzonder van de in Nederland geproduceerde diervoeders.
Marktpartijen en het ministerie van LNV zullen hiervoor een Monitor Duurzaam Diervoeder ontwikkelen. Frank Gort, programmamanager duurzame vernieuwing bij Nevedi, legt uit dat daarin nog veel winst is te behalen, bijvoorbeeld omdat diervoeder verantwoordelijk is voor 65 tot 85 procent van de klimaatimpact van dierlijke producten. De eerste stap is wat hem betreft meetbaar en inzichtelijk maken van de huidige stand van zaken en bepalen waar we in 2030 zouden moeten staan.
Reststromen
Gort benadrukt dat dat het onmogelijk is om op alle aspecten van het paraplubegrip duurzaamheid tegelijk te scoren en dat samenwerking tussen ketenpartners, LNV en NGO’s cruciaal is om voortgang te boeken. Daarbij kunnen individuele partijen hun eigen focus kiezen, zolang deze maar aansluit bij de gezamenlijke doelstellingen. Als voorbeelden om minder afhankelijk te worden van overzeese grondstoffenbronnen noemt hij het grote potentieel van diermeel en insecten en het creatiever omgaan met bekende reststromen als bietenpulp, bierbostel, maar ook minder voor de hand liggende stromen als food waste, GFT, bedrijfs- en slachtafval. Hij waarschuwt wel dat de mogelijkheden geringer zijn als de EU energieonafhankelijkheid een hogere prioriteit geeft dan voedselonafhankelijkheid en genoemde stromen als grondstof gaan dienen voor biobrandstoffen.
Integrale aanpak voor het Beter Leven keurmerk
Marijke de Jong heeft zich als programmamanager Beter Leven Keurmerk bij de Dierenbescherming in eerste instantie ingezet voor een beter dierenwelzijn. Dit heeft geleid tot de levering door veehouders van vlees, eieren en zuivel die voldoen aan het Beter Leven-keurmerk. De Jong bepleit met de Europese sourcing van diervoeder een integrale aanpak. Bij het uitbreiden van de criteria voor het Beter Leven-keurmerk voor de melkvee-, varkens en pluimveesector zijn ook de NGO’s Vogelbescherming en Stichting Natuur & Milieu betrokken. Carla Kivits van Natuur & Milieu beaamt het belang van een integrale blik op duurzaamheid in de dierlijke ketens. Doel is het realiseren van een circulair voedselsysteem waarin kringlopen (zo lokaal mogelijk) gesloten zijn en er zo min mogelijk competitie is tussen voedsel voor dieren en voedsel voor mensen.
Biologische zuivel met extra normen van Natuurweide
Harrie Janssen, biologisch melkveehouder en bestuurslid van De Natuurweide, geeft aan dat zijn vereniging samen met elf biologische zuivelverwerkers al tien jaar geleden is begonnen met het opstellen van bovenwettelijke aanvullende normen, onder andere voor weidegang, dierenwelzijn en grondgebruik. Deze aanvullende normen worden gecontroleerd door kwaliteitsborgingsorganisatie Qlip en geborgd in samenwerking met zuivelverwerkers. Zo’n 80 procent van het diervoeder voor biologische melkkoeien, met name het ruwvoer, komt al uit Europa, maar De Natuurweide wil het aandeel ook voor het krachtvoer uitbreiden. Na bespreking van de haalbaarheid en betaalbaarheid met het platform voor biologische mengvoerbedrijven van Nevedi lijkt de invoering mogelijk. Voor biologische kippen en varkens is de impact groter, omdat zij relatief meer krachtvoer krijgen.
Diervoedereisen binnen ‘Beter voor Koe, Natuur en Boer’-programma
Het ‘Beter voor Koe, Natuur en Boer’-programma van Albert Heijn en Royal A-ware heeft als doel om boer en consument dichterbij elkaar te brengen door het schap te verduurzamen. Melkveehouders kunnen op vrijwillige basis deelnemen aan het programma. Zij moeten onder meer voldoen aan de eisen die zijn opgesteld voor diervoeder. De basis van het rantsoen is gras. Voor aanvullende voedermiddelen geldt onder meer dat soja RTRS-gecertificeerd is, grondstoffen uit de 27 EU-landen en Oekraïne komen en voldoen aan het VLOG-protocol, dat wil zeggen dat het voer GMO-vrij is, wat wordt geaudit door kwaliteitsborgingsorganisatie Qlip. Als mogelijke volgende stap in de borging noemt Reino Hoving, programmamanager Beter Voor bij Royal A-ware, het nieuwe certificeringsschema van GMP+ International. Een klankbordgroep van melkveehouders is nauw betrokken bij de invulling ‘Beter voor Koe, Natuur en Boer’-programma.
Het nieuwe certificeringsschema ‘MI5.5 – Feed of European origin’ van GMP+ International
GMP+ International ontwikkelt al meer dan 30 jaar certificeringsschema’s voor diervoeders. Al 20.000 diervoederbedrijven wereldwijd voldoen aan de eisen van de diervoederveiligheid Feed Safety Assurance (FSA) module van GMP+ International. Sinds kort hebben zo’n 700 bedrijven ook het Feed Responsibility Assurance (FRA) certificaat, voor duurzaam diervoeder. Onderdeel is de verantwoording van de herkomst van de ingrediënten en de wijze waarop deze zijn geproduceerd. Dat het duurzaamheidscertificaat door GMP+ wordt uitgegeven heeft volgens Dik Wolters (teammanager standaarden) als voordeel voor diervoederbedrijven dat zij het kunnen toevoegen aan hun bestaande certificering (modulair), zodat het in één audit kan worden getoetst. Net als voor diervoederveiligheid bepalen marktpartijen aan welke heldere en verifieerbare normen het veevoer moet voldoen, met een duidelijke scope en voldoende draagvlak in de markt.
Groeimodel
Wolters maakt duidelijk dat het FRA-certificaat nog een concept is dat niet in beton gegoten is. Het gaat uit van een groeimodel: in een aantal stappen wordt de komende jaren toegewerkt naar het einddoel. Het richt zich concreet op de landen die behoren tot geografisch Europa. Het doel is om in de toekomst volledig met Europese ingrediënten te gaan werken, maar daar is tijd voor nodig gezien de beschikbaarheid en mogelijke meerkosten. Verder is de inzet om te komen tot een volledig gescheiden keten (gesegregeerde keten). Het vergt ook tijd voor de industrie om dat te regelen. In het conceptschema zijn een aantal tijdelijke uitzonderingen opgenomen: mineralen, toevoegingsmiddelen en palm(pit)- en sojaproducten (zolang ze voldoen aan de FEFAC-benchmark).
GMP+ zal het conceptschema de komende tijd bespreken met de industrie en de drie marktpartijen raadplegen hun deelnemers over haalbaarheid en betaalbaarheid. GMP+ zal de feedback vervolgens bundelen om het schema formeel te maken, naar verwachting eind 2023. Wanneer andere marktpartijen willen aansluiten, zijn ze welkom.
Ketendialoog
Tijdens de discussie komt naar voren dat het vervangen van soja lastig zou kunnen zijn. Het lijkt onhaalbaar om de huidige 31 miljoen ton in de EU geïmporteerde sojaschroot te vervangen door Europees geproduceerde soja of andere eiwitgewassen. Mogelijk kan biologische soja uit China en India, en duurzame soja uit de VS en elders waarvoor geen ontbossing plaats heeft gevonden voorlopig als alternatief dienen. Anderzijds kan juist het uitbannen van overzeese soja een impuls geven aan innovatie in de teelt van eiwitgewassen als de velderwt. En wellicht kunnen Europese eiwitgewassen ook bijdragen aan een gevarieerdere vruchtwisseling en een grotere biodiversiteit. Ook het doorberekenen van alle kosten, inclusief die voor het milieu, zou een opening kunnen bieden. Janssen voegt daaraan toe dat een biologische melkveehouder een ‘tienkamper’ is die een afweging tussen verschillende onderdelen moet maken. Hij pleit voor een ‘mengpaneel’ om keuzes te maken die het beste zijn voor het systeem als geheel.
Eco-Score
Verder zijn de aanwezigen het erover eens dat dierenwelzijn een begrip is dat consumenten meer aanspreekt dan de milieu-impact van diervoeder. Een suggestie is om de consument niet te actief te betrekken in het verduurzamen van diervoeders, maar het gewoon door te voeren en als merk je verantwoordelijkheid te nemen. Daarnaast ontstaan er mogelijk overkoepelende keurmerken, zoals een Eco-Score naar analogie van de Nutri-Score. Algehele conclusie is dat integrale verduurzaming en de impact van diervoedergrondstoffen complex is, maar wel belangrijk omdat het een groot effect heeft. Kennis delen en besluiten nemen in samenspraak met de hele keten is een must. Daarnaast is het belangrijk om stappen te zetten samen met de diervoederketen en goed de gevolgen voor de kostprijs in ogenschouw te houden. En om vanuit bestaande (keur)merken in te zetten op integraal verduurzamen in plaats van nog meer keurmerken introduceren.