World Food Center Ede, 9 april 2025
Verslag: Hans de Haan
Tijdens de bijeenkomst stond de vraag “waar staan de voedselverwerkende fabrieken in 2040?” centraal. De vraag werd vanuit meerdere invalshoeken benaderd: geopolitiek, economisch, landbouwkundig, sociaal en bestuurlijk door een deskundig gesprekpanel, bestaande uit Petra Berkhout (WUR), Henk Westhoek (PBL) en Frits van der Schans (CLM). Het gesprek vond plaats onder de Chatham House regel en werd gemodereerd door Dick Veerman.
Het gesprek begon met een brede analyse van mondiale ontwikkelingen en de gevolgen daarvan voor Europa en Nederland. Er werd stilgestaan bij de geopolitieke spanningen die de VS onder Trump in een stroomversnelling en richtingsverandering hebben gebracht, de groeiende druk op voedselzekerheid en de behoefte aan autonomie op het gebied van energie, meststoffen en eiwitten. Tegelijkertijd werd benadrukt dat deze crises kansen bieden, mits ze worden aangegrepen als aanleiding om systemen duurzamer en weerbaarder in te richten.
Waarden
Opvallend was de roep om vasthoudendheid aan de waarden die Nederland en Europa kenmerken, zoals milieu, volksgezondheid en dierwelzijn. Juist deze waarden zouden richting moeten geven aan innovatie, in plaats van te worden losgelaten onder druk van economische of geopolitieke schokken. Er ligt een taak voor bedrijven en – vermoedelijk – lagere overheden om de eenheid van belang in de samenleving te herstellen.
De aanwezigen reflecteerden ook op de historische landbouwcrisis eind 19e eeuw en trokken daaruit lessen voor de toekomst. Net als toen is er nu behoefte aan gecoördineerde, lange termijnvisies die voortbouwen op wat er al gebeurt in het veld. De gedachte ontstond dat we — zoals bij eerdere crises — opnieuw naar gedeelde waarden en belangen moeten zoeken om tot samenhangend beleid te komen.
Scenariodenken: samen snappen en vertrouwen bouwen
Een belangrijk keerpunt in het gesprek was de herontdekking van het belang van scenariodenken. De suggestie werd gedaan om samen verschillende toekomstscenario’s te verkennen, niet om de toekomst te voorspellen, maar om te begrijpen wat mogelijke ontwikkelingen kunnen betekenen voor de sector. En om elkaars denken veel beter te leren kennen, waardoor het ontstaan van vertrouwen wordt gefaciliteerd. Daarmee ontstaat ruimte voor het identificeren van “no-regret” maatregelen — acties die in meerdere scenario’s waardevol zijn. Dit vergemakkelijkt het gesprek tussen individuele ketenpartijen, beleidsmakers en investeerders.
De consequenties van geopolitieke veranderingen, zoals mogelijke toetreding van Oekraïne tot de EU, werden besproken in het licht van veranderende handelsstromen en verschuivende productievolumes. In dat kader kwam ook de strategische herpositionering van de Nederlandse agrofoodsector aan de orde: van bulkproductie naar teelten met hoge toegevoegde waarde en kennisintensieve productiesystemen. Tegelijk werd duidelijk dat dit niet vanzelf gaat — het vraagt om samenwerking in de keten, langetermijnafspraken, investeringen en gedeelde verantwoordelijkheid.
Hoogwaardig blijft in Nederland, niet circulair dierlijk schuift naar het oosten
Geconcludeerd werd dat de verwerking van plantaardige producten voor menselijke consumptie onmiskenbaar de teelt volgt. In Nederland zal voornamelijk ruimte blijven voor kennisintensieve, hoogwaardige teelten met toegevoegde waarde. De laagwaardiger teelten zullen verschuiven naar elders in Europa, voornamelijk richting het oosten. Daardoor verschuift ook de verwerkingscapaciteit voor deze producten naar gebieden waar de teelt toekomstbestendiger is.
Dit geldt ook voor de eiwitproductie binnen Europa.
Daarnaast zullen handelsbelemmeringen en geopolitieke verschuivingen ertoe leiden dat de productie van veevoer zich verplaatst naar Oost-Europa. Hierdoor zal ook de intensieve veehouderij (die zich niet richt op circulaire productie) – en de daarmee verbonden verwerkende industrie – richting het oosten bewegen. Aardappelverwerking en -teelt verschuift deels naar de Belgisch-Franse grens.
Duurzaamheid als beweging van participanten
Een andere nadrukkelijk conclusie luidde dat duurzaamheid niet iets is dat van bovenaf kan worden opgelegd, maar een beweging is die gedragen moet worden door de hele keten. Dit vraagt om een collectieve visie, waarbij duurzaamheid niet alleen juridisch of beleidsmatig wordt gedefinieerd, maar als richtinggevend principe wordt beleefd. Verschillende sprekers pleitten ervoor om duurzaamheid als dynamisch begrip te benaderen — iets dat zich ontwikkelt en meebeweegt met inzichten, technologie en maatschappelijke context. Ook daar gold weer: de moderne scenariobenadering (systems thinking om logisch samenhangende analyses samen mentaal te kunnen verwerken) is daarbij behulpzaam.
In het laatste deel van het gesprek verschoof de focus naar de bestuurlijke en organisatorische kant: is de EU voldoende ingericht om negatieve effecten van globalisering en klimaatverandering op te vangen? En wat betekent dat voor Nederland, waar productiegrond schaarser wordt en de druk op boeren en verwerkers toeneemt?
Het gesprek mondde uit in een consensus: er is behoefte aan een gedeelde voedselvisie. Die zou niet moet worden opgesteld door een enkele organisatie of overheid, maar juist ontstaan uit gezamenlijke ketenverantwoordelijkheid. Deze visie moet niet het zoveelste pak‘ letters op papier’ worden, maar een richtinggevend gedragen verhaal dat leeft in de praktijk. Tijdens de bijeenkomst is afgesproken dat dit proces in gang wordt gezet richting de volgende Community Building Meeting in oktober 2025, die zal worden gehouden in den Haag.